Praktijkenbank kwesties

 
 
issue
04

Discretionaire ruimte: strategieën voor solidariteit?

In veel praktijken geven professionals mee vorm aan hun werk en nemen ze zelf beslissingen. In andere praktijken is de discretionaire ruimte minder groot. Hoe kunnen ze hun discretionaire ruimte strategisch aanwenden om solidariteit te stimuleren?


Discretionaire ruimte

Discretionaire ruimte gaat over “de ruimte om zinvol te handelen rekening houdend met de wettelijke context en met respect voor de betrokkenen in interpersoonlijke praktijken” (parafrasering van Roose, 2005 in Carrette, 2008, p. 9). Een bewuste reflectie op de manier waarop professionals hun discretionaire ruimte aanwenden, met welk doel en wat de gevolgen hiervan zijn is belangrijk. Daarnaast is het voor professionals van belang om hun eigen positie steeds te bevragen. Zowel voor praktijkwerkers als voor managers en bestuurders, zijn hierbij drie vragen cruciaal.

Ten eerste, is er de vraag hoeveel discretionaire ruimte er beschikbaar is. De discretionaire ruimte van professionals verschilt per context. In veel settings zijn er procedures en regels die niet onderhandelbaar zijn. Toch is er in alle settings, ook de sterk gereguleerde, discretionaire ruimte mogelijk. We maken hierbij onderscheid tussen de jure discretionaire ruimte: deze zit ingebouwd in het regelgevend en procedureel kader en de facto discretionaire ruimte: deze is effectief beschikbaar op de werkvloer.

Ten tweede, is er de vraag in hoeverre de discretionaire ruimte gezien en gewaardeerd wordt. De discretionaire ruimte wordt in bepaalde settings meer of minder (h)erkend of aanvaard. Professionals zien of herkennen niet altijd in welke mate zijzelf of anderen discretionaire ruimte ter beschikking hebben of geven. Vaak wordt discretionaire ruimte beschreven als ‘buiten de lijntjes kleuren’ of ‘achterpoortjes gebruiken’, als iets waarover beter niet te veel wordt gesproken. Discretionaire ruimte kan echter veel meer zijn dan dat en wordt in bepaalde settings dan ook positief benaderd.

Tenslotte, is er de vraag hoe professionals omgaan met (een beperkte) discretionaire ruimte. Welke ruimte willen of durven professionals zich toe te eigenen? Praktijkwerkers kunnen verschillende strategieën hanteren om vorm te geven aan de beschikbare discretionaire ruimte. Men kan regels pragmatisch hanteren of bewust op zoek gaan naar ‘openingen’ in regels. Daarnaast kan men de discretionaire ruimte defensief gebruiken om bijvoorbeeld de werkdruk onder controle te houden. Daarnaast zijn er ook meer reflexieve strategieën, gericht op het nastreven van professionele idealen. Drie voorbeelden zijn: “ondergronds gaan”, “impressie management” en “verborgen- en overgangscoalities”.

Als professionals ondergronds gaan dan wijken ze af van de officiële procedures en regels om zo ‘het goede’ te doen. Dit komt meestal voor in settings waarbij discretionaire ruimte slechts in bepaalde mate (positief) gewaardeerd wordt. Men breekt in alle stilte regels, liever dan dat men probeert om deze regels te veranderen. Nadeel van deze strategie is dat ze geen duidelijk signaal geeft aan managers of bestuurders, terwijl het belangrijk is dat er gecommuniceerd wordt naar het beleid. Tevens is het belangrijk te laten weten waarom een professional wel of niet afwijkt van bepaalde regels, zodat leerprocessen zichtbaar worden.

Bij impressie management stemmen praktijkwerkers hun taalgebruik af op andere actoren, om zo bepaalde doelen te bereiken. Wanneer professionals subsidiedossiers schrijven, nemen ze bijvoorbeeld het jargon van de subsidiegever over en formuleren ze doelstellingen en resultaten in afstemming met diens visie. Professionals kunnen, door hun taal en door de manier waarop ze taalregisters hanteren, inspelen en inbreken op machtsverhoudingen.

Verder kunnen praktijkwerkers hun netwerken strategisch uitbouwen en inzetten op voordelige connecties. Door in de juiste situatie de juiste mensen aan te spreken wordt het mogelijk om meer manoeuvreerruimte te bekomen. Die coalities zijn vaak verborgen en worden pas zichtbaar eens er beroep op wordt gedaan.

Hoeveel discretionaire ruimte beschikbaar is, in hoeverre deze wordt gewaardeerd door professionals en hoe zij vervolgens met deze ruimte omgaan, zijn vragen die sterk op elkaar inhaken.


Een interventieperspectief op discretionaire ruimte

In wat volgt laten we zien hoe de beschikbare discretionaire ruimte verschilt per concrete praktijk en haar beleidsmatige inbedding. Ook laten we zien hoe de manier waarop deze ruimte wordt gezien en gewaardeerd, de strategieën van de professionals mee bepaalt. Door informatie en regelgevende kaders te interpreteren en er op te reageren, maken professionals immers het beleid mee. Praktijkwerkers hebben de mogelijkheid én keuze om de beschikbare ruimte al dan niet te gebruiken of zelfs te verbreden. Ook op managementniveau is er de ruimte om beleidskeuzes en -maatregelen (bij) te sturen.

Chirojeugd Vlaanderen legt een aantal niet-onderhandelbare regels op aan haar groepen. Zo moeten ze verplicht bepaalde verzekeringen afsluiten. Tegelijkertijd wordt er heel wat vrijheid gelaten aan de leidingsploegen zelf om hun werking vorm te geven. We zien dat de discretionaire ruimte binnen Chiro vanuit een positieve visie wordt benaderd. De beroepskrachten van Chiro stimuleren de leidingsploegen sterk om zelf vorm te geven aan hun Chiro-groep.

Chiro op maat van Brussel
Moet elke groep wekelijks activiteiten aanbieden? Zijn verplichte Chirokleren noodzakelijk? Wat met Christus Koning? De open definitie van Chiro laat hen toe om onder de Chirovlag te blijven varen.

 Ook in de bedrijfskeuken van SPIT ligt de precieze aanpak niet vast in een diversiteitsplan.

Maaltijden bereiden in de bedrijfskeuken
De werkleiders beschikken over voldoende handelingsruimte om op de werkvloer zelf de communicatie en werkverdeling te regelen. In hun aanpak hebben zij aandacht voor individuele eigenschappen en culturele eigenheden en kunnen zo de arbeiders individueel tegemoet komen. Zo laten ze ruimte voor eigen taalgebruik en laten ze af en toe ook culturele verschillen expliciet aan bod komen in de groep. Stelt godsdienstovertuiging een probleem bij de uitvoering van een taak? Dan zoeken de werkleiders naar een oplossing totdat de betrokken arbeider de taak ongehinderd kan uitvoeren, zonder de arbeider te dwingen om alle mogelijke taken uit te voeren. 

Leeggoed kwam tot stand vanuit gedeeld engagement van professionals uit verschillende hoeken (straathoekwerk, verenigingen waar armen het woord nemen, samenlevingsopbouw).

Een gedeeld gevoel van eigenaarschap in een eigen, gedeelde woonst
Jes, Pigment en Samenlevingsopbouw zochten lange tijd een plaats voor mensen binnen bestaande voorzieningen. Ze zochten woningen op de private en publieke huurmarkt, poogden de link te leggen tussen onthaaltehuizen en reguliere huisvesting en schreven mensen in op ellenlange wachtlijsten voor een sociale woning. Ten einde raad besloten ze om zelf huisvesting te creëren. Dit doorbreekt de manier waarop veel sociale organisaties al jaren te werk gaan: mensen toeleiden naar woningen en tegelijk signaleren dat er te weinig betaalbare en kwaliteitsvolle woningen zijn. Leeggoed moet zich daarom duidelijk en kritisch positioneren op een aantal discussies over het recht op wonen en hoe dit te realiseren.

Er was aanvankelijk veel tegenkanting, zowel vanuit eigen organisaties als partnerorganisaties die werken rond het recht op wonen. De professionals beslisten om hun discretionaire ruimte aan te wenden om dit project alsnog te realiseren. Een professional getuigt hoe ze hierdoor het gevoel had zich ‘buiten de eigen organisatie te moeten plaatsen om solidair te kunnen zijn met de mensen’. Deze toe-eigening van discretionaire ruimte vergde dus veel energie. De positieve ervaringen met het project zorgden ervoor dat Leeggoed nu wel de volledige steun krijgt binnen de betrokken organisaties en dat ook de visies in het bredere middenveld veranderen. 


Referentie

Carrette, V. (2008). Effectiviteit van de jeugdhulp: een verhaal van schakelende ketens. Tijdschrift voor Wetgeving, 31(296), 5-13